Grote mond, klein hartje

Ik kom uit een rood nest. Mijn vader stemde PvdA maar werd naargelang de partij naar het midden optrok, steeds linkser. Bij ons thuis werden er pittige discussies gevoerd over van alles en nog wat. Persoonlijk voelde ik mijn ouders aan de tand over het feit dat mijn moeder niet geëmancipeerd genoeg was. Het was een zware dobber voor een van de fijnste dames van deze planeet.

Ik ging naar de School voor de Journalistiek (SvdJ). Mijn slechthorendheid nam ik niet in acht. Dat was niet smart. Ik hoorde niet alles en breide mijn eigen werkelijkheid. Ik deed aan liplezen en las gezichten. Stond dit gezicht op zon of op donderwolk? En maakte me klein en afhankelijk van de goedkeuring van anderen.

In de kantine van de SvdJ liep ik tegen Theo (no guts, no glory) op. Grote mond en klein hartje. Maar die zomer lief en vol adoratie voor mij. Hij vond mijn mond mooi en wilde heerlijk voor me koken. Donkere krullen, strakke spijkerbroek die waanzinnige billen verraadden. Ik herinner me een T-shirt met een print van potloodjes. Gezegend met een charisma van hier tot Tokyo. And in my new Toyota it’s not so far away. Tokyo, I’m on my way.

Wil jij kinderen? Was een van zijn eerste vragen aan mij. Hij wel. Vleesgeworden verbeelding van burgerlijkheid en avontuur. Door meer mensen geroemd. Iedereen kon het van hem hebben. Hij had een avontuurlijke geest, richtte het jongerencentrum Azotod op in De Meern. Gooide regelmatig zijn charme in de strijd voor appetijtelijke vrouwen. Het was een hele warme zomer. We reisden naar Nijmegen voor een feest van Yvonne. Hij speelde met een jojo. Ik heb de foto nog. Speelde hij ook met mij?

Later organiseerde hij in Azotod een feest voor hoeren en pooiers, waar we allemaal verkleed mochten komen. Ondertussen wilde hij kinderen. For Gods sake. We wilden allemaal niet burgerlijk zijn. Dat was van levensbelang. Vooral niet burgerlijk. Vooral niet het huwelijksbootje in stappen. Mijn studiegenote kalkte op de muur bij de toiletten van de school waar we leerden schrijven en debatteren: echtgenoten genieten niet echt. Qua taalgrap spitsvondig, maar in de kern wat overdreven, dacht ik. Mijn tegenwerping werd niet gehoord.

Op een ochtend bracht Theo me naar huis in de auto, slechts gekleed in een witte badjas en op zijn eeuwige slippers. Van iedere andere man had ik het ordinair gevonden, maar van hem vond ik het bijzonder. We bedreven de liefde onder de douche waar hij me van boven tot onder inzeepte. Daarna gleed hij soepel met zijn tanige lijf langs mij.

Na mij ging Theo terug naar Jet. Jet met de mooie oortjes, zoals hij haar altijd begroette aan de telefoon. Zijn jeugdliefde. Ik was twee jaar lang gesloten voor andere avances. In mijn bureaulade lag mijn mantra. Voordat ik ging schrijven op mijn groene typemachine, merk Erica, schoof ik de la altijd even open om het na te lezen. The dream is sweeter than the taste. Ik ging nergens op in. Het deed geen pijn, maar ik wilde gewoon niemand anders meer.

Nu is hij dood. Zou hij zijn rode honkbalpetje nog op gehad hebben. I keep my eyes open all the time, memoreerde Cees Grimbergen in het Utrechts Nieuwsblad in een ode aan Theo. Zou hij tot op het laatst gedanst hebben als Zappa? Tijdens biodanza dacht ik nog weleens aan hem. Hij zei een keer tegen me: iets meer power, meid. Maar nu, dacht ik, mag ik dansen hoe ik wil. Vol pit, langzaam, vol vuur, rustig en ingetogen. Niemand die nog tegen me zegt of ik te snel of te langzaam dans. Dans is de taal van de ziel. Mijn dans is mijn taal. Mijn ziel. Dag Theo.